Vrouw in Iran

Geplaatst op
De Turkse douanier bladert mijn paspoort door. Voordat hij het exit stempel zet gebaart de man dat het tijd is om een hoofddoek op te doen. Boven in mijn tas ligt het stukje stof al geduldig te wachten. Zonder spiegel knoop ik ‘m onwennig om. Voor het eerst draag ik verplicht een hoofddoek. Als beloning gaat de deur naar Iran voor me open.

De grensovergang van Turkije naar Iran is een bijzondere. Niet alleen is het de overgang van een bijna EU-land naar de zogenaamde ‘As van het Kwaad’ en kost het de nodige moeite om het Iraanse visum in je paspoort geplakt te krijgen, het is ook het moment dat de hoofddoek op moet. Voor een vrouw. Niets nieuws, ik weet dit vanaf het moment dat we besluiten Iran te bezoeken. Ik kijk om me heen en zie dat ik de enige ben die gebruik maakt van de last-minute-hoofddoek-opdoen-optie. Alle overige grens-passanten zijn Iraniërs. Mannen blootshoofds en voor de vrouwen lijkt het dragen van een hoofddoek geheel vanzelfsprekend. Een jong meisje van een jaar of acht valt direct op door haar mooie bos losse donkere haren. Nog een paar jaar te gaan denk ik enigszins cynisch. Wat kan het probleem zijn van het opdoen van een hoofddoek? Geen enkel op het moment dat er geen sprake van verplichting is. Een sterk gevoel van opstandigheid gaat door me heen. Ik heb geen zin om me aan wat dan ook verplicht aan te moeten passen. Maar ja, dan moet je niet naar Iran gaan. De enige islamitische republiek ter wereld. Niet zeuren dus en omknopen dat ding. Ik ben nu hejab proof. Hejab betekent vrij vertaald ‘het bescheiden kleden’. Dit betekent verhullende kleding, vrouwelijke vormen zijn allesbehalve favoriet bij de strenge wetgever. Op zijn minst betekent dit een enkellange broek of rok en een shirt tot ver over de billen en met lange mouwen.

De eerste uren of liever gezegd dagen in Iran blijf ik gefascineerd door de hoofddoek en vooral haar dragers. De meerderheid van de vrouwen gaat gehuld in zwart, normaal gesproken mijn favoriete kleur, maar het voelt als ‘nu even niet’. Zelfs ik krijg een enorme behoefte aan kleur bij het zien van zoveel zwart en eentonigheid. Tot mijn grote verbazing gaat het merendeel van de vrouwen gekleed in traditionele chador. De letterlijke vertaling van chador is tent. Praktisch gezien kan je het beter omschrijven als een groot, meestal zwart, laken. De vrouwen wikkelen dit laken, letterlijk, van top tot teen om zich heen. De bovenkant wordt tot op het hoofd getrokken en het laken wordt omgeslagen. Het resultaat is inderdaad zeer verhullend, als zwarte schimmen bewegen de vrouwen zich door de straten. Een praktisch probleem is dat het gewaad niet op z’n plaats blijft zitten. Veel gedoe is het gevolg en bovendien zijn je handen niet vrij. Dit wordt opgelost door de punten van de chador in de mond te nemen. Handtassen worden onder de chador gedragen zodat het lijkt of een groot deel van de draagsters bovendien misvormd is. Het gezicht blijft echter altijd vrij. Boerka’s vallen buiten het modebeeld. Mijn collectie shawls groeit. Rode, witte en oranje exemplaren dragen bij aan mijn behoefte om niet in de zwarte massa op te gaan. Hoewel dat helemaal niet nodig is, opvallen doen we toch wel. Zo’n westers stel blijkt een echte publiekstrekker. Aan de vele gesprekken die we voeren neem ik geen deel, mij wordt niets gevraagd. Nieuwsgierig blijven de mannen wel, getuige de vragen die ze afvuren. Is dat je vrouw? Hoe heet ze? Wat voor werk doet ze en is ze ook Nederlands? Gelukkig is er zo af een toe een vrouw die mij aanspreekt. Een meisje wil weten hoe het is om buiten Iran te wonen. Jammer genoeg is ze de taal van het land van haar dromen nog maar beperkt machtig. Toch probeer ik duidelijk te maken dat de omstandigheden in ‘het westen’ verre van ideaal zijn, maar dat ze iedere gelegenheid om dit met eigen ogen te bekijken moet aangrijpen. Werkloos zijn in Iran kan altijd nog. Hoewel 65% van de studenten aan de universiteiten in Iran vrouw is, kan maar 20% rekenen op een baan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat jaarlijks meer dan 150.000 afgestudeerde jonge Iraniërs (zowel mannen als vrouwen) het land verlaten.

Ik denk me inmiddels behoorlijk aangepast te hebben aan de geldende kledingdracht en draag mijn shawl met net zo veel of weinig haar eruit als de vrouwen om me heen. Goed, de schoenen (crocs) vallen uit de toon maar voor schoenen gelden geen regels. Degelijke stappers, sportieve gympen en gevaarlijk hoge hakken, alles zie je hier wel voorbij schuiven. Maar ik heb de regels van het spel blijkbaar toch nog niet helemaal door. Wanneer we het mausoleum van Khomeini bezoeken blijk ik iets te frivool gekleed, er is een stukje hals zichtbaar. Weinig subtiel word ik hierop aangesproken. Het opnieuw knopen van de hoofddoek geeft vervolgens toegang tot het graf. Een dag later word ik opnieuw aangesproken bij het betreden van een moskee in Teheran. Een oudere man begint op een niet al te vriendelijke, luide toon in Farsi tegen me te praten en gebaart driftig naar mijn hoofd. Te veel haar? Toch een stukje nek zichtbaar? Ik heb zin om de oude man eens haarfijn uit te leggen dat ik er alles aan doe om in dit land zo onzichtbaar mogelijk door het leven te gaan, maar dat ik helaas niet in het niets op kan gaan. Ik houd me in en kijk de man onnozel en niet begrijpend aan. De hoofddoek blijft zitten waar ie zit en het voelt als een kleine overwinning wanneer de man afkeurend en hoofdschuddend wegloopt. Ik het gehad heb met enge oude mannen die me afkeurend aankijken en heb al helemaal geen zin om nog een moment langer in deze moskee te zijn. Ik ben een vrouw, al 39 jaar lang. In Iran ben ik me dat voor het eerste bijna letterlijk iedere minuut van de dag bewust en dat is geen prettig gevoel. Ik voel me kwetsbaar in deze maatschappij waarin mannen en vrouwen zichtbaar en onzichtbaar ongelijk zijn. De hejab is uiteraard het meest in het oog springend maar er is meer. Stadsbussen zijn verdeeld in een mannen- en een vrouwensectie. Mannen zitten voorin en vrouwen moeten achterin de bus. Een hek in het midden van de bus zorgt voor een strikte scheiding. In andere vervoersmiddelen is er geen fysieke scheiding, maar is het ongepast dat vrouwen naast een ‘vreemde’ man zitten. Stoelendansen in bussen en gedeelde taxi’s zijn voor ons misschien lachwekkend om te zien, maar het benadrukt op trieste wijze hoe onpraktisch, onnatuurlijk en onnodig deze scheiding is. De huidige regering gaat nog een stapje verder en sluit bijvoorbeeld de theehuizen. Deze worden beschouwd als gevaarlijke plekken. Mannen en vrouwen zouden hier wel eens naar elkaar kunnen kijken of zelfs een gesprek met elkaar aan kunnen gaan. Iedere vorm van buiten familiair contact wordt uitgesloten. Het is voor vrouwen verboden om (mannen)voetbalwedstrijden te bezoeken. Wel mogen vrouwen (in hejab) zelf voetballen, hier zijn mannen op hun beurt weer niet welkom. Wat overblijft zijn de parken. Een van de weinige plekken waar er nog plaats is voor sociale contacten. Niet zo vreemd dat Iraniërs wereldkampioen picknicken zijn, het lijkt een noodzaak in plaats van een vrije keuze.

De basis van ongelijkheid ligt bovendien verankerd in de wet. In Iran wordt de sharia toegepast, hierin is de vrouw wettelijk ongelijk en minderwaardig ten opzichte van de man. Zo geldt de getuigenis van een vrouw maar voor de helft ten opzichte van die van een man. De sharia kent het begrip ‘bloedgeld’. Dit betekent dat de dader moet betalen in geval van een dodelijk misdrijf. Een mannenleven is daarbij twee keer zoveel waard als een vrouwenleven. Het doodrijden van een vrouw is dus voordeliger dan het doodrijden van een man. Handig om dit soort dingen te weten wanneer je de straat oversteekt in Iran. Zorg er dus altijd voor dat er een man tussen het tegemoetkomende verkeer en jezelf loopt! Er zijn ook positieve momenten. We lopen door de smalle achteraf straten van Shiraz wanneer een oude vrouw mijn arm pakt en ons meeneemt naar een binnentuin met een gebedsruimte voor vrouwen. Ik mag mee naar binnen en de vele vrouwen kijken me vriendelijk aan en maken met hun lichaamstaal duidelijk dat ik van harte welkom ben. In stilte geniet ik van deze onverwachte en zeer welkome warmte. Ook de vrouwen die zich vaak wat verlegen maar over het algemeen welwillend door mij laten fotograferen geven Iran een kleurig beeld en doorbreken het beeld van de zwarte, haast onzichtbare schimmen die het straatbeeld bepalen.

Een maand in Iran is niet bepaald een vakantie en toch had ik het niet willen missen. Het land, de mensen en de cultuur roepen continue vragen op. Wat hebben we kunnen zien van het echte Iran? Laat ik me te veel beïnvloeden door de buitenkant? Heb ik me genoeg opengesteld? Antwoorden zijn niet eenvoudig te geven. Wel weet ik dat een maand Iran genoeg voor mij is. Op het moment dat we de Iraanse grenspost verlaten denk ik, voordat de hoofddoek afgaat, nog een keer aan de quote van Freek de Jonge: ‘Sommige mensen worden reeds bij hun geboorte gestraft, zij worden als vrouw geboren’. Het is heerlijk om de wind weer door je haren te voelen waaien.