Kruistocht in Mashad

Geplaatst op

Om de een of andere reden staat de sfeer in Mashad ons niet zo aan. We vragen ons een tijdje af waarom dat zo is en het antwoord laat niet lang op zich wachten. Het wemelt hier van de Arabieren. Vergeleken daarmee zijn de Iraniërs echte watjes. In Yazd vertelde een Franse reiziger over het rigoureuze bewind in Saoedi-Arabië. Nog ervan afgezien dat je er als toerist nauwelijks in komt, en er dus bar weinig over wordt gerapporteerd, hebben vrouwen daar een wel zeer hard bestaan. Op straat mogen ze zich slechts in boerka of erger vertonen, maar eigenlijk blijven ze beter binnen. Om de een of andere reden heeft Saoedi-Arabië het PR technisch dus handiger aangepakt dan Iran, want de volgelingen van Khomeini staan er slecht op in het westen, terwijl je over de Saoedies eigenlijk vrij weinig hoort. Nou ja, olie en zo, en daarmee is dat alles meteen alweer verklaard. In elk geval zien we in Mashad voor het eerst Arabische vrouwen in boerka op straat en zelfs vrouwen die volledig gesluierd zijn. Ninja’s, noemen we ze, en de aanblik ervan is geen prettig gezicht. We zitten dus in Mashad, de heiligste plaats in Iran vanwege het graf van Imam Reza, een van de twaalf Imams van Mohammed. Vele pelgrims zijn hier verzameld, over de vele Arabieren straks meer. Eerst proberen we zover mogelijk door te dringen tot de tombe van Reza. Dat lukt uiteraard niet volledig, omdat deze verboden toegang is voor niet-moslims. Maar we komen wel redelijk ver, dankzij een doortastend meisje in boerka dat met ons wordt meegestuurd als verplichte gids. We wandelen over een paar binnenplaatsen, krijgen een promotie video te zien over de islam en worden bedolven onder boeken. Ze willen graag dat je er ten minste eentje meeneemt, helemaal gratis, want moslims houden er nu eenmaal van om hun geloof te verspreiden. We weten dat met enige moeite af te wimpelen, onder andere doordat het boek dat mij als hoogleraar filosofie wordt aanbevolen (ja, die rol speel ik hier nog steeds) in een taal is geschreven die wij echt niet kunnen lezen. We mogen een wens doen bij een soort klaagmuur. Aan de andere zijde ligt Reza in vrede te rusten. Daarna worden we langzamerhand naar de uitgang geleid. Het meisje vraagt nog of we morgen terugkomen en als we zeggen daarvoor geen tijd te hebben, wenst ze ons een gelukkig leven met veel kinderen. Insh’Allah.

Tekst loopt door onder gallery

Terug in het hotel is het al avond. Kinderen hollen op en neer door de gangen. We denken dat dat met een uurtje wel afgelopen zal zijn, maar niets is minder waar. Naarmate de avond vordert, wordt het rennen, gillen en slaan met deuren steeds erger. Els spreekt op de gang een van de moeders in boerka vermanend toe, maar dat helpt niet. Rond twaalven loop ik naar de receptie om mijn beklag te doen. Een uur later daal ik nog een keer af, om aan te geven dat we een discount willen vanwege de herrie. Een man aan de balie verzucht dirty Arabs. Die blijken met hele gezinnen een paar verdiepingen bezet te hebben. Dat verklaart misschien iets, maar intussen blijft het een pandemonium. Er wordt tot diep in de nacht gegeten, het is immers nog steeds ramadan, maar dit maakten we nog niet eerder mee in Iran. Rond half drie besluiten we op kruistocht te gaan. We halen samen diep adem en stormen de gangen in, bonzend op deuren en schreeuwend (in het Nederlands) dat het nu maar eens afgelopen moet zijn. Een vrouw bibbert van angst en verstopt zich eerst achter haar hoofddoek, daarna achter haar man, die zijn hoofd uit een van de kamers steekt en onmiddellijk roept dat al die kinderen niet van hem zijn. Vooral Els is op dreef. Onverschrokken en zonder hoofddoek verschaft ze zich toegang tot enkele hotelkamers met Arabieren en spreekt vermanende woorden. Het helpt een half uur. Daarna keert de herrie weer terug en dat duurt tot het ochtendgebed, rond half vier. De volgende morgen checken we uit. De man bij de receptie voelt kennelijk nattigheid, want hij toont ons zonder blikken of blozen het volledige bedrag op een rekenmachine, terwijl hij onze paspoorten niet direct teruggeeft. Wij beginnen een discussie die steeds feller wordt en we zeggen dat we hooguit de helft zullen betalen. De man doet alsof we er niet meer zijn en gaat met zijn vrienden praten, die ook aan de balie staan. We proberen hem duidelijk te maken dat hij met ons in gesprek is, maar hij reageert niet meer. Dit had hij beter niet kunnen doen, elk stukje toegeeflijkheid dat we nog hadden, is nu verdwenen. In een beweging waar ik zelf nog steeds van sta te kijken gris ik onze paspoorten vanachter de balie weg. Dat brengt de zaken in beweging. De man wordt woedend en roept ‘pasport!!’, telkens weer, en ook zijn vrienden bemoeien zich er mee. Maar nu hebben we het heft in handen. Uiteraard geven we de paspoorten niet meer af, al stopt Els ze voor de zekerheid in haar BH. De discussie loopt flink uit de hand. Wij vinden een discount niet meer dan redelijk, terwijl de hotelmanager, die ineens toch Engels blijkt te spreken, steeds maar weer roept dat de wetten van Iran nu eenmaal voorschrijven dat we alles moeten betalen. Er wordt gedreigd met politie. Uiteindelijk leggen wij de helft van het volledige bedrag op de balie en lopen gewoon weg. Ze proberen ons nog tegen te houden, maar dat lukt niet erg goed. Daarbij helpt het dat ze er behoorlijk in zijn getraind om geen vrouwen aan te raken. Dat is deze keer in ons voordeel. De hotelmanager doet een laatste poging bij de deur, maar ziet kennelijk aan mijn blik dat ik niet ga stoppen. Dan geven ze de strijd op. Met een zeer voldaan gevoel stappen we (iets sneller dan normaal, dat dan weer wel) in een taxi, die ons naar het busstation brengt. Op naar Quchan, de stad die vlak bij de grens met Turkmenistan ligt. We zijn klaar om dit land te verlaten.