Terug naar de Koerden

Geplaatst op

Voordat we afreizen naar het midden en zuiden van Iran besluiten we om eerst een bezoek te brengen aan Sanandaj, de hoofdstad van Iraans Koerdistan. In Diyarbakir hebben de Koerden ons hart gestolen en we willen wel eens zien of ze hier in Iran net zo gastvrij zijn als in Turkije. Sanandaj ligt in het westen van Iran, niet zo heel ver van de grens met Irak. De busrit vanaf Teheran zou zes uur duren, maar het wordt ruim acht uur. Sinds we na het weigerende remmen debacle op weg naar Tabriz met Volvo bussen reizen, is dat echter prima vol te houden. Als we ons eind van de middag met een taxi in het centrum van Sanandaj laten afzetten worden we al gauw belaagd door een grote menigte. We zoeken een hotel en zeker 30 man bemoeit zich met de zoektocht. Omdat het guesthouse van onze keuze verkeerd is ingetekend op het kaartje in de Lonely Planet weten ook wij niet precies waar we naar toe moeten. Het pandemonium is compleet. Maar we slagen erin iemand uit te leggen wat we zoeken. Een gezin begeleidt ons vervolgens niet alleen tot aan de receptie, maar volgt ons zelfs helemaal tot in de kamer om te kijken of het allemaal wel in orde is, waarbij de man verwoede pogingen doet om mijn tas te tillen en zelfs de douche aanzet om te controleren of het water wel warm is. Ze spreken geen woord Engels, maar maken duidelijk dat ze ons graag helpen. Eenmaal alleen kijken we elkaar lachend aan: het Diyarbakir gevoel is terug. De familie die het guesthouse runt, is allervriendelijkst. Op de eerste avond drinken we thee in de lobby en al gauw voegt zo ongeveer de gehele clientèle zich bij ons. De meeste gasten blijken Irakezen te zijn, die om redenen die ons niet helemaal duidelijk worden enkele dagen in dit hotel verblijven. We moeten meerdere keren op de foto. De foto’s uit Nederland die we bij ons hebben worden met grote interesse bekeken. Onze foto van de dijk bij Moddergat gebruiken we om uit te leggen dat Nederland beneden de zeespiegel ligt. Zodra dat tot ze doordringt, volgt een hele discussie die we niet kunnen volgen, maar duidelijk is dat het idee alleen al voor de nodige opwinding zorgt. De vrouw des huizes is van dezelfde leeftijd als Els en dat schept kennelijk een band. Als Els zit te frutselen aan haar hoofddoek, gooit onze gastvrouw haar eigen exemplaar demonstratief van zich af. Ze werpt haar handen ten hemel en roept de nodige verwensingen over het verplichte dragen ervan. Deze openhartigheid verrast ons. De mannen moeten erom lachen, het lijkt hen niet zoveel te kunnen schelen. Later leren we dat deze mensen volgelingen van Zarathustra (ergens tussen 1000 en 1500 BC) zijn, de eerste bekende religie die een enkele god aanbad. Samen met de Christenen en de Joden het enige geloof buiten de islam dat in Iran wordt getolereerd. De vrouwen dragen geen chadors. De meeste aanhangers van dit geloof in Iran wonen overigens in en rond Yazd.

Op straat is het een drukte van belang. Er wordt van alles verkocht en nog meer gewinkeld. Iran is een onvervalste consumptiemaatschappij, die conclusie kunnen we na een week wel trekken. De mensen zijn kleurrijk. We zien opvallend weinig chadors, gekleurde shawls des te meer. Veel mannen zijn traditioneel gekleed en dat betekent hier een wijde pofbroek met een heupband, afgetopt met een fraaie bandage om het hoofd. De Koerden in Sanandaj gaan maar wat graag op de foto, zowel mannen als vrouwen. Zodra we onze camera ook maar op iemand richten, gonst het in de rondte en verzamelt zich onmiddellijk een menigte. We zijn de beroerdste niet, dus zetten we zo nu en dan ook mensen op de foto die niet direct onze voorkeur hebben. De pixels zijn geduldig. Bij de lokale middenstand zijn we snel bekend. We houden van vaste adresjes, net als rond het Hoofddorpplein, en overal waar we zelfs maar een tweede keer verschijnen om fruit, water of nootjes te kopen worden we hartelijk begroet. De verkoper in een kleine supermarkt (denk daarbij meer aan de ouderwetse kruidenier) spreekt redelijk Engels en wil graag met ons praten. We moeten over Nederland vertellen en hij wil steeds maar weer weten waarom we nou juist naar Sanandaj zijn gekomen. Bij hem maken we kennis met Ta’arof, een Iraanse beleefdheidsvorm waarbij de verkoper in eerste instantie aangeeft geen geld te willen hebben. Dat is uiteraard niet zijn wens, het is de bedoeling dat je aandringt om te mogen betalen. Gelukkig hebben we snel genoeg in de gaten waarmee we te maken hebben en we volgen het ritueel. Pas bij de derde keer neemt hij het geld van ons aan. Best charmant eigenlijk. Lachend nemen we afscheid, maar als we zeggen dat we morgen terugkomen, is het antwoord steevast insh’Allah. Als God het wil.