Tempels en pagodes

Geplaatst op

Het Sam Yweat guesthouse blijkt nogal gehorig. Het gekoer van de duiven die in het dak wonen, is nog tot daar aan toe. Het gestommel went en doet denken aan de mussen die vroeger in het dak van mijn ouderlijk huis woonden. De haan maakt het al iets bonter. Rond een uur of drie ’s nachts, de zon is nog in geen velden of wegen te bekennen, acht hij de tijd rijp om zijn kippenkolonie te imponeren. Het wordt door ons niet gewaardeerd. Intussen hebben we door de dunne houten wanden al een aantal keer wc geluiden gehoord bij de benedenburen. De apotheose volgt om half zes in de ochtend. De benedenbuurman neemt ruim de tijd om zijn keel eens goed leeg te rochelen. Het moet gezegd, hij doet het erg grondig. Je zou het bijna vergeten, maar we zijn hier dichtbij China. En even na acht uur blijkt dat het pleintje achter het guesthouse toebehoort aan een lokale school. Het goede nieuws is dat we gisteravond kennelijk alle aanwezige muggen hebben gedood, want gestoord door gezoem of verrast door nieuwe bulten zijn we niet. En het guesthouse serveert een gratis ontbijt. Gebakken eieren, toast, boter en jam, bananen en zoveel koffie of thee als je maar wilt.

De ochtend is bijna koud te noemen, de zon breekt pas tegen de middag goed door. Dan is het ook lekker warm, maar er hangt een soort frisheid in de lucht die bij bergachtige gebieden hoort. We zijn niet langer in de tropen hier. Kengtung is een rustig dorp. Er rijden weinig auto’s, de meeste bewoners verplaatsen zich per brommer, te voet of in de tuk-tuk. Het leven lijkt zich in alle rust af te spelen. De mensen bekijken ons met de nodige nieuwsgierigheid. Wij hen ook. De vrouwen gaan gekleed in mooie gewaden en dragen vaak een soort bandage om het hoofd. De mannen kauwen bijna allemaal op een roodgekleurde pruimtabak. Regelmatig spugen ze een klodder uit. Overal op straat zijn de rode vlekken te zien. Een enkeling spreekt Engels, maar over het algemeen moeten we ons verstaanbaar zien te maken door middel van gebarentaal. We gaan op zoek naar het postkantoor om kaarten te posten. Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Regelmatig lopen we verkeerd en al doende zien we heel wat van het dorp. Er zijn nogal wat tempels en pagodes. En nog heel wat meer monniken. Bij een klooster met vrouwelijke monniken worden we binnen genodigd. Communicatie is lastig, maar met glimlachen kom je een heel eind. Intussen hebben we bij de eigenaresse van het guesthouse verschillende valuta gewisseld. In Kengtung betalen we met kyat, maar in Mongla, waar we hierna naar toe reizen, kan alleen met Chinese yuan worden betaald. De eerste kyats gebruiken we om onze schuld bij het restaurant in te lossen. Eten en drinken is hier spotgoedkoop, het diner van gisteravond kostte slechts drie euro. Tegen het einde van de middag wandelen we naar een gigantisch Boeddhabeeld dat boven op een heuvel staat. Vanaf onze hoge standplaats zien we een meertje dat midden in Kengtung lijkt te liggen. Er loopt een weg rondom waar enkele oudere inwoners een soort powerwalk doen. Wij stoppen bij een etablissement waar bier wordt verkocht. Nippend van onze glazen kijken we uit over het meer naar een pagode aan de overzijde die baadt in de late middagzon. We bedenken dat dit een ideale plek zou zijn voor een backpackerwijk, met vele guesthouses en restaurants. Maar er is niets van dat alles. Buitenlanders zijn in geen velden of wegen te bekennen. We maken onze wandeling rondom het meer af en zorgen ervoor op tijd bij het guesthouse terug te zijn voordat het echt donker wordt. We eten wederom in het restaurant tegenover het guesthouse. Net als we aan onze rijst met kip willen beginnen, valt de stroom uit, iets dat hier vaker gebeurt. Binnen luttele seconden branden overal kaarsen op tafel. Zo wordt het toch nog een romantisch diner.