De bus naar Kengtung

Geplaatst op

We nemen de bus naar Kyaing Tong, ook wel Kengtung genoemd, 165 kilometer naar het noorden. Het kaartje hebben we nog in Thai baht betaald, de enige munt die in Tachileik wordt geaccepteerd, de lokale Birmese munt (kyat) zullen we in Kengtung wisselen. Een ‘stadsbus’ brengt ons naar het busstation. Dat blijkt niet veel meer te zijn dan een soort van kantoor met een aantal stoelen voor de deur. De enige bus die er staat, is degene die we moeten hebben. De achterste rijen in de bus zijn opgeofferd voor het vervoer van bagage. Een onwaarschijnlijke hoeveelheid kartonnen dozen en andere verpakkingen wordt door de ramen naar binnen geschoven. De uitspraak ‘als het busje vol is, is het met het laden gedaan’, is hier duidelijk niet waar. Er blijken ook plaatsen in het gangpad verkocht te worden, zitten doe je dan op kleine uitklapbare stoeltjes. Wij hebben twee gewone stoelnummers toegewezen gekregen en tot onze verrassing zitten we nog redelijk comfortabel. Met slechts een kwartier vertraging rijden we weg. De weg is geasfalteerd en dat zal tot Kengtung zo blijven. Al na een kwartier wordt er gestopt. De eerste controlepost. We hebben, net als de overige passagiers, onze identiteitspapieren moeten inleveren. De chauffeur heeft deze verzameld in een handig mapje. Dat wordt aan de militairen bij de controlepost overhandigd. Wat ze er precies mee doen wordt ons niet helemaal duidelijk, het betekent in elk geval een oponthoud van ongeveer tien minuten. In totaal zijn er onderweg naar Kengtung drie van dit soort controleposten.

Het landschap is verrassend mooi. Groen, veel bos en heuvels die gaandeweg steeds hoger worden. Aanvankelijk passeren we vele dorpen, naarmate we verder de heuvels in rijden houden deze op. De mensen wonen over het algemeen in huizen op palen van hout met rietgedekte daken. Verkeer is er nauwelijks. Zo nu en dan passeert een brommer of een enkele vrachtwagen, maar het mag geen naam hebben. De rit duur vijf uur. Het laatste halfuur daalt de weg vanaf een pas scherp naar beneden in een brede, vruchtbare vallei. We bereiken Kengtung tegen het vallen van de avond. De bus stopt midden in het dorp en een behulpzame Birmees maakt ons erop attent dat in een straat aan de overzijde een guesthouse ligt. En dat is maar goed ook, want het is al behoorlijk donker en dit gedeelte van Birma wordt door onze Lonely Planet niet beschreven. Dus geen kaartjes of omschrijvingen om ons op weg te helpen. We melden ons bij het Sam Ywet guesthouse en blijken de enige gasten te zijn. De gangen in het houten gebouw doen in de verte aan een berghut denken. Omdat we inmiddels weten dat ze in Birma vroeg sluiten vervoegen we ons meteen bij een klein restaurant dat tegenover het guesthouse ligt. De eigenaresse spreekt een paar woorden Engels, zodat we duidelijk kunnen maken dat we iets met kip willen. We krijgen sterk naar vissaus ruikende groentesoep, een paar stukjes kip, een kom rijst en vier bakjes met sauzen die zwaar gepeperd zijn. Dat alles spoelen we weg met Chinees bier. Als we iets over 19.00 uur het etablissement verlaten, zijn we de laatste bezoekers. De lokale jeugd, die even daarvoor nog biertjes dronk, sigaretten rookte en gitaar speelde, is dan al huiswaarts gegaan. Omdat we nog geen Birmees geld hebben gewisseld, mogen we van de eigenaresse morgen betalen. Op straat is het donker en stil.