Pinguïns en boulders

Geplaatst op

Aanvankelijk wilden we vanaf Mount Cook zuidwaarts doorrijden naar Queenstown. Maar Els is inmiddels bijna geslaagd voor haar topografie examen. Zij komt tot de conclusie dat we beter eerst naar de oostkust kunnen rijden. Even ver, en logischer, omdat we dan daarna via de southern scenic route om de zuidpunt naar het westen kunnen. Dus zetten we koers naar Oamara. Daar zijn onder andere de vrij zeldzame yellow eyed pinguïns te bewonderen. Zodra we inchecken bij een camping krijgen we te horen dat we moeten opschieten. Het is al bijna 18.00 uur, en de pinguïns komen aan land as we speak. Snel rijden we met behulp van de aanwijzingen van de mevrouw richting de baai waar het allemaal gebeurt. Dat is nog niet zo eenvoudig, maar echt fout rijden is in Nieuw-Zeeland knap lastig. We zijn op tijd, te oordelen aan de auto’s die op de winderige parkeerplek staan geparkeerd. We mogen niet het strand op, maar moeten achter een hek blijven, hoog boven de baai. Deze pinguïns zijn nogal schuw. Als ze mensen zien, komen ze niet. Lange tijd turen we naar beneden. Het gemis van een verrekijker doet zich voelen. We hebben de moed al bijna opgegeven als een Nieuw-Zeelander naar beneden wijst. Hij ziet eruit alsof hij hier al jaren komt. Een man met ervaring.
‘There you got one!’
En ja hoor, diep beneden ons waggelt een van de yellow eyed over het strand. Even later zien we er nog twee. Meer wordt het niet. Snel hollen we terug naar de auto. Zodra de zon onder is, is het buiten veel te koud.

De volgende dag volgen we de scenic route langs de zuidkust. We besluiten niet al te veel kilometers te rijden en stoppen zoveel mogelijk bij de plaatselijke highlights. Dat komt vooral neer op het maken van wandelingen, veel anders is er hier niet te doen. Maar gelukkig houden we er wel van om de benen te strekken. En zo lopen we een stuk langs een baai, bewonderen we de ‘Moeraki Boulders’ (grote stenen op het strand), spotten we onderweg wat vogels en wandelen we door een bos omhoog naar een uitzichtpunt. Tussendoor maken we koffie en lunch langs de weg in de campervan. We beginnen intussen te wennen aan het idee dat we daarvoor niet meer naar cafés hoeven. Maar goed ook, want dat is ver boven ons budget. Zo brengen we, ondanks de wandelingen, heel wat uren in de campervan door. Overdag is dat erg leuk, maar de avonden zijn nogal saai. Op de campgrounds is hoegenaamd niets te beleven. Als we rond 22.00 uur naar buiten kijken, is het overal donker, het campingvolk duikt er graag vroeg in.