Monumenten in Jakarta

Geplaatst op

Jakarta is een onoverzichtelijk grote en vieze stad, maar toch vinden we het er niet heel vervelend. De mensen zijn ronduit vriendelijk en voor een dag of twee is er genoeg te zien. Nadat we ons hebben verlustigd aan de overblijfselen van Batavia begeven we ons naar wat de ‘laatste erectie’ van Soekarno wordt genoemd. Het is een langgerekt monument van 132 meter hoog dat midden in een groot park is opgericht ter nagedachtenis aan de onafhankelijkheid van Indonesië. Op 17 augustus 1945 riep Soekarno de republiek Indonesië uit en de viering van de onafhankelijkheid vindt dan ook jaarlijks op 17 augustus plaats. Het is een datum die overigens pas sinds enkele jaren door Nederland officieel wordt erkend. Op het plein voor het monument lopen nogal wat schoolkinderen rond. Ze zijn kennelijk bezig met een opdracht, want we worden enkele keren staande gehouden met de vraag om een interview. Ze zien er wel schattig uit en wij zijn de beroerdste niet, dus we beantwoorden beleefd alle vragen die in redelijk correct Engels op ons worden afgevuurd. Ze zijn goed voorbereid, de vragen staan op papier en ze hebben een taperecorder bij zich. Ze vragen ook wat we van het monument vinden. Ik weet me te beheersen en beperk me ertoe te verklaren dat ik het niet heel erg mooi vind. Over de achtergronden van de oprichting weid ik maar niet uit.

Tekst loopt door onder gallery

Toen wij een ober op Kuta Bali vertelden dat we uit Belanda komen, vroeg hij zich af of dat ergens in Amerika ligt. Nee, zeiden wij, dat ligt in Europa. Waarop de ober zijn onwetendheid verklaarde met de opmerking dat hij nog maar net in dat restaurant werkte. Zou de gemiddelde Indonesiër net zo weinig van de Nederlandse bezetting afweten als de gemiddelde Nederlander? Het is natuurlijk de vraag wat er hier in de geschiedenisboeken staat geschreven, maar je zou toch zeggen dat ze hier wat minder reden hebben om terughoudend te zijn dan wij in Nederland. In elk geval zijn de Indonesiërs zonder uitzondering erg vriendelijk en behulpzaam. In de Jakarta Post lezen we een commentaar van een redacteur op de slechte economische situatie in het land. De schrijver laat weten dat hij achteraf liever had gezien dat de Chinezen hier waren vertrokken dan de Nederlanders. Een opmerkelijke uitspraak, maar de wereld is natuurlijk nooit zo zwart-wit als hij soms lijkt te zijn. Iets anders dat ons in Jakarta opvalt, is het gebrek aan hoofddoekjes. Aangezien Indonesië het grootste moslimland ter wereld is, hadden we een ander straatbeeld verwacht. Maar de meerderheid van de vrouwen loopt ongesluierd rond. In Maleisië is het percentage hoofddoekjes vele malen groter. Dat neemt niet weg dat de muezzin (die wij hebben omgedoopt tot de ‘stadsomroeper’) vijfmaal per dag door de luidsprekers oproept tot het gebed. Door de hele stad schalt dan het blikken geluid. De eerste nacht slapen wij aan de verkeerde kant van het hotel. Tenminste, dat blijkt als om een uur of vier ’s nachts het ochtendgebed wordt aangekondigd. Een grote speaker staat slechts enkele tientallen meters van ons raam vandaan. De volgende dag verhuizen we dan ook naar een kamer aan de andere kant van het gebouw. Geïnspireerd door de oproep bezoeken we de grootste moskee van Zuid Oost Azië. Het is een modern gebouw waar rond de 200.000 gelovigen tegelijk kunnen bidden. Tenminste, dat vertelt de man die ons allervriendelijkst rondleidt. Wij geloven hem zonder meer, de ruimte is kolossaal genoeg. Een verzoek om een donatie wijzen we echter af. Sponsoring van stadsomroepers lijkt ons wat overdreven. Diezelfde avond belanden we in een bar waar livemuziek wordt gespeeld. Indo pop. Het is een verwarrend gezicht. We hadden ons zo in Nederland kunnen wanen, waar je dit soort bandjes ook regelmatig kunt zien. We verbazen ons er bijna over dat de zangeres de nummers niet gewoon in het Nederlands aankondigt. Als twee aanwezige Engelsen echter om nummers van Deep Purple en Pearl Jam vragen, en de band die verzoeken nog inwilligt ook, houden we het voor gezien.