India: de herkansing

Geplaatst op

Het leek wel alsof Air Asia ons een laatste waarschuwing wilde geven. Doe het niet! We zijn op de LCC terminal in Kuala Lumpur en hebben ons enkele minuten geleden op de plaatsen 3A en 3B van een mooie Airbus 320 geïnstalleerd. Het vliegtuig is geheel in de kleuren van Manchester United gespoten. De handtekeningen van het elftal zijn pal voor de eerste rij op een witte wand geplaatst. We herkennen de krabbel van Edwin van der Sar. De bemanning treft voorbereidingen voor het vertrek. Ze hebben het druk, want de vele Indiërs aan boord zijn nogal ongedisciplineerd. Ze hebben niet door dat Air Asia aan iedere passagier stoelnummers heeft toegekend. Dus geen free seating. De chaotische taferelen laten zich raden. Met niet eens zo heel veel minuten vertraging, de stewards van Air Asia zijn redelijk efficiënt, taxiën we naar de startbaan. We staan klaar voor vertrek, niets weerhoudt ons er nog van om op te stijgen en naar Trichy in Zuid India te vliegen. Maar dan kondigt de gezagvoerder aan dat er een technisch probleem is. We vertrekken niet en taxiën weer terug naar de terminal. Iedereen moet het vliegtuig weer verlaten. Gelukkig zitten we bijna vooraan, zodat de chaotische taferelen rondom het uitstappen ons bespaard blijven.

Een voorteken? Een laatste waarschuwing? Wie zal het zeggen. Als de gezagvoerder enkele uren later, in een ander toestel, alsnog de landing boven Trichy inzet, heb ik een knoop in mijn maag. India ligt beneden ons. We gaan het nog maar een keer proberen. De vorige keer werden we binnen 24 uur ziek, zwak en misselijk en konden we de mensen niet verdragen. Iedereen zegt dat het zuiden beter vol te houden is. Toch kan ik niet ontkennen dat ik gemengde gevoelens heb. Zijn we stoer, eigenwijs, of weten we gewoon niets beters te verzinnen? Allemaal vragen die er niet meer toe doen. Te laat. De wielen van het vliegtuig raken de grond. Het is elf uur in de ochtend. Het vliegveld van Trichy ligt er verlaten bij. In de aankomsthal verlopen de formaliteiten soepel. De douanier vraagt ons hoe lang we in India blijven en heet ons van harte welkom. De man die ons paspoort stempelt doet dat ook. Maar dit is nog maar de aankomsthal. We halen diep adem en wandelen naar buiten. Het is warm en droog. Aan de overkant van de straat staan nogal wat mensen. Daar ergens moeten de taxi’s en wellicht een bus zijn. We steken over en zetten ons schrap. De herinneringen aan het pandemonium voor het station in Calcutta staan nog op ons netvlies gegrift. Het blijkt nergens voor nodig te zijn. Welgeteld één taxichauffeur benadert ons voor een rit. We maken geen haast met de onderhandelingen en dat blijkt hem niet zoveel uit te maken. Als we achteloos een substantieel lager bedrag noemen, gaat de man zomaar akkoord. Voor zo’n anderhalve euro laten we ons naar de stad brengen, tien kilometer verderop. Verassend begin. Naarmate we het centrum naderen wordt het steeds drukker. Het straatbeeld is ontegenzeggelijk India. Druk, chaotisch en hier en daar een vuilnisbelt. Maar als we ons voor een hotel laten afzetten worden we door niemand lastig gevallen. Zo nu en dan kijkt er iemand onze kant uit, maar geen starende blikken. We checken in bij een hotel, alhoewel we ons nog bijna laten verrassen door de bekende Indiase wobble. Het schudden met het hoofd wat wij als ‘nee’ interpreteren, betekent hier ‘ja’. We waren dat vergeten en alweer bijna weggelopen. Ja, zeggen ze, we hebben een kamer voor jullie. Ja, zeggen ze, er is warm water. We inspecteren de kamer en het ziet er allemaal goed genoeg uit. Het warme water is er inderdaad en de matrassen zijn in orde. Alhoewel de Lonely Planet deze locatie omschreef als een relatively quiet street dringt het onophoudelijk getoeter van de straat gewoon door de ramen naar binnen. Maar het geluid van de fan dringt dat aardig terug. We zijn in India. En voorzichtig optimistisch.