Everest Basecamp

Geplaatst op

Sakya – Everest Basecamp – Tingri

Ergens hoog daarboven verdwenen Mallory en Irvine in 1924. Een teamgenoot zag ze voor het laatst door een verrekijker op een hoogte van 8600 meter. Daarna werden ze nooit meer gezien en het is tot op de dag van vandaag onduidelijk of een van hen de top heeft gehaald.

Vandaag is de grote dag. Naar Everest Basecamp op 5200 meter! Het begint allemaal teleurstellend: in ons hotel is alleen nog koud water en de wc spoelt niet meer door. Ach ja, alles went. Na een ontbijt met Nescafé en koekjes rijden we om half tien. We volgen eerst de weg van Sakya terug naar de Friendship Highway. Lakpa rijdt als altijd lekker door. De weg blijft perfect geasfalteerd, wat een luxe! We stijgen naar een pas op 5100 meter. De wind is koud en we maken snel een paar foto’s. Daarna rijden we door naar het plaatsje Shegar, waar we de toegangskaarten voor het Everest gebied moeten kopen. Goedkoop is het niet, 180 yuan per persoon plus nog eens 400 yuan voor de auto. Dat laatste bedrag moeten we uiteraard met zijn vieren delen, want Lakpa is vrijgesteld van betaling. Het uitzicht op de Everest vanaf de mooiste kant moet dat straks allemaal goedmaken. We bemachtigen de tickets zonder problemen en rijden weer verder. We naderen een checkpoint. Lakpa maakt ons duidelijk dat we straks niet mogen vertellen dat we naar Everest Basecamp gaan. In geval van vragen moeten we ‘Zhangmu’ zeggen, de grensplaats met Tibet. Wat we al dachten, is waar, we hebben dus geen permit voor deze trip. Het checkpoint dat we passeren, is eigenlijk het eerste echte serieuze checkpoint dat we in heel Tibet hebben gezien. We moeten de auto uit en ons met de paspoorten melden aan een balie. Overal zijn Chinese militairen. Foto’s maken is verboden. Er staat een hele rij vrachtwagen chauffeurs, maar Lakpa weet zich behendig naar voren te manoeuvreren, al wordt hij even door de beambte teruggewuifd als hij al te gretig voordringt. Zodra we aan de beurt zijn, worden onze paspoorten grondig gecheckt. Lakpa heeft een fax bij zich met onze namen. Er worden geen vragen gesteld en al gauw krijgen we toestemming om door te rijden. Zodra we de slagboom zijn gepasseerd, kijkt Lakpa ons lachend aan. Goed gedaan, lijkt hij te willen zeggen.

Enkele kilometers verderop verlaten we de asfaltweg. Er is een nieuwe slagboom. Hier worden de in Shegar gekochte tickets voor het Everest gebied gecontroleerd. Maar geen militairen om na te gaan of we wel een permit hebben. Vreemd. Hoe dan ook, we mogen door. Een dirt road slingert naar boven. Bordjes geven aan dat Everest Basecamp ruim 100 kilometer verderop ligt. Haarspeldbocht na haarspeldbocht gaat het omhoog. De hele omgeving is bruin. Zo nu en dan passeren we een hijgende fietser met volle bepakking. Dat is nog eens afzien. Ze zijn volledig ingepakt om zich te beschermen tegen het stof van de auto’s. We slingeren hoger en hoger, totdat we een pas bereiken. Op slag verandert het uitzicht. Voor ons, in de verte, glinsteren besneeuwde toppen. Links torent Mount Everest hoog boven alles uit. Meer naar rechts misschien nog wel indrukwekkender het massief van Cho Oyu, met zijn 8125 meter ook geen kleine jongen. Het zou de ‘makkelijkste’ achtduizender zijn, die ik ooit wel eens wilde proberen, maar na de beklimming van Mera Peak op 6461 meter, nu alweer zes jaar geleden, vond ik het wel genoeg. We zijn zo door het dolle van het uitzicht dat we een grote hoeveelheid foto’s nemen, alhoewel het licht eigenlijk te fel is.

Na de pas dalen we weer een stuk af. Lakpa ziet wederom mogelijkheden om af te steken. Op een bepaald moment verlaat hij de dirt road voor een nog hobbeliger pad. Al stampend en slingerend zoekt hij zijn weg naar beneden. Op twee momenten lijkt hij bijna niet verder te kunnen, maar de Land Cruiser weet telkens weer uit de geweldige kuilen te klimmen. Later zien we aan de kilometerpaaltjes dat we acht kilometer hebben overgeslagen, maar of het nou echt zoveel tijdwinst heeft opgeleverd, valt te betwijfelen. Spannend is het wel. We bereiken een klein dorpje waar we wat kunnen eten. Ook hier weer prachtige kinderen en oude mensen met indrukwekkende gezichten. Het eten is onverwacht fantastisch. Het is altijd moeilijk te vergelijken, en misschien komt het door de hoogte of de omgeving, maar we denken hier onze allerbeste lunch in China en Tibet te hebben verorberd.

De weg slingert verder door het landschap. We tellen de kilometers op de paaltjes af. Toch nog onverwacht staan we ineens voor het Rongbuk lamaklooster. Een tinteling van opwinding. De Mount Everest torent fier boven alles uit aan het einde van de vallei. Dit is de beroemde plek waar Mallory en Irvine begin jaren ’20 van de vorige eeuw hun barre tocht naar boven begonnen. En eigenlijk natuurlijk al veel eerder, want zij hadden in die tijd zelfs geen dirt roads om naar het basecamp te rijden. We checken eerst in bij het guesthouse tegenover het klooster. Het is erg basaal, maar dat hadden we natuurlijk wel verwacht op deze plek. Geen stromend water en de wc is een tochtig gat in de grond. Wel wijzen we de eerste kamer af die we toegewezen krijgen, omdat het raam ontbreekt. En het is al zo koud. Volgens de eigenaresse zijn er geen andere kamers, maar dankzij het Chinees van Ruth blijkt dat niet helemaal waar en bemachtigen we een andere, die we wel met zijn vieren moeten delen. Zelfde soort klein vies hok, maar het raam zit er tenminste in. Na deze exercitie rijden we door naar het echte basecamp, nog zo’n acht kilometer verderop. Sommigen gaan dit stuk lopen, maar dat is eigenlijk niet de moeite. De weg stijgt nauwelijks, dus zwaar is het niet, maar loopt door een lelijk stuk terrein met alleen maar stenen en gruis en bovendien rijden er talloze jeeps die stofwolken veroorzaken. Ook is het uitzicht op de Everest grotendeels weg, totdat je bijna bij het basecamp bent. We rijden er dus naartoe. Er zou hier ook een tentenkamp moeten zijn waar je kunt ovenachten, maar daarvan is niets te zien, kennelijk is dat al weggehaald. Er is wel een barak met Chinese militairen die onze paspoorten checken. Waarop is ons niet duidelijk, in elk geval niet of we een permit hebben. Het allerlaatste stukje, tot aan een heuvel met gebedsvlaggen, lopen we. Verder mag niet, zegt Lakpa uitdrukkelijk, want dat is alleen voorbehouden aan klimmers met een permit om de Everest te beklimmen. En die hebben we zeker niet.

Het waait verschrikkelijk hard en is behoorlijk koud. De hoogte daarentegen, 5200 meter, voelen we nauwelijks. Het basiskamp is verlaten, een desolate plek, geen expeditie te bekennen. Het is een vreemde gewaarwording. Vanaf de heuvel waar we staan, strekt zich een grote vlakte uit. Daarachter begint een gletsjer en dan ontvouwt zich de machtige noordwand van de hoogste berg ter wereld. Het uitzicht kan ik wel dromen, hoe vaak heb ik de foto’s van deze kant niet gezien? Everest ligt er prachtig bij, de top is zichtbaar met de bekende pluim eraan. Het uitzicht is veel mooier dan vanaf de Nepal zijde, waar de Nuptse, een van de buren van Everest, veel hoger lijkt. Gefascineerd kijk ik naar de noordgraat. Ergens hoog daarboven verdwenen Mallory en Irvine in 1924. Een teamgenoot zag ze voor het laatst door een verrekijker op een hoogte van 8600 meter. Daarna werden ze nooit meer gezien (totdat het lijk van Mallory in de jaren ’90 werd teruggevonden) en het is tot op de dag van vandaag onduidelijk of een van hen de top heeft gehaald.

Tekst loopt door onder gallery

Els heeft zich volledig ingepakt, met gletsjerbril op is ze vrijwel onherkenbaar. Maar wie had dit ooit gedacht, wij samen op deze plek? We maken foto’s, uiteraard ook met de WereldOpReis vlag, en filmen. Door de harde wind kunnen we ons nauwelijks verstaanbaar maken. Een half uur houden we het vol, dan vinden we het wel erg koud worden. We wandelen terug naar de auto, waar Lakpa geduldig op ons zit te wachten.

Terwijl we terugrijden naar het Rongbuk, vertelt Lakpa dat we morgenochtend vroeg moeten vertrekken, omdat er kans is op politiecontrole. Dat was niet de afspraak, we zouden hier morgenochtend immers blijven, maar eigenlijk vinden we het ook niet zo heel erg. Veel is hier tenslotte niet te doen, of je zou een tweede keer naar het basiskamp moeten gaan, maar waarom zou je? En het Rongbuk klooster kunnen we straks nog bekijken. Als we het pleintje bij het guesthouse opdraaien, verstijft Lakpa. Er staat een politiewagen. Dat is kennelijk een onverwachte ontwikkeling. Terwijl wij eigenlijk naar binnen willen voor een kop thee, houdt Lakpa ons tegen. We moeten onmiddellijk vertrekken, want als de politie ons hier snapt, zouden we 500 yuan boete per persoon moeten betalen. Er ontspint zich een hele discussie. Wij vinden de niet-bestaande permit niet ons probleem, maar we realiseren ons ook dat we uiteindelijk aan het kortste eind zullen trekken als we in een discussie met de Chinese politie verzeild raken. We willen van Lakpa weten waarom hij geen permit in Shigatse heeft geregeld, maar krijgen geen duidelijk antwoord. Uiteindelijk besluiten we te vertrekken, maar niet nadat we het Rongbuk klooster hebben bekeken. We krijgen ons geld voor het guesthouse weer terug en Lakpa rijdt zijn auto onmiddellijk tot vlakbij het klooster. Zonder te hoeven betalen lopen we er naar binnen. Het is eind van de middag en het licht op de Everest is prachtig. Het uitzicht is vanaf hier eigenlijk veel mooier dan het uitzicht vanaf basecamp. Strijklicht valt over de pagode. Het is een fantastisch gezicht, en ik maak de foto waarvan ik al lange tijd had gedroomd: Mount Everest gezien vanaf het Rongbuk klooster, net zoals de beroemde foto die Mallory’s fotograaf tijdens een eerdere expeditie in 1922 maakte.

Tekst loopt door onder gallery

Om half zeven maant Lakpa ons te vertrekken. Hij belooft ons naar het eerstvolgende dorp te rijden waar we zonder risico kunnen slapen. Enkele kilometers terug op de dirt road slaat Lakpa plotseling een zijweg in. Al is ‘zijweg’ geen goede omschrijving van de route die volgt. Het is de allerslechtste weg tijdens deze trip en eigenlijk meer een wandelpad. De omgeving is prachtig, de bergen kleuren goud in het avondlicht. We passeren een kudde yaks met bepakking en een dorp, dat volledig in het niets lijkt te liggen. Langzaam wordt het donker. Na enige tijd blijkt dat we via een afsteekweg naar Tingri rijden. Tingri! Daar zouden we eigenlijk pas morgen slapen. We zijn er nogal ontstemd over, maar kennelijk hebben we vanwege het ontbreken van de permit geen andere keus. We bereiken Tingri als het al donker is, rond half negen. Het eerste guesthouse vraagt een belachelijk hoge prijs en we lopen weg in de veronderstelling dat er dan wel onderhandeld zal worden. Niets. De Chinese eigenaren vinden het kennelijk niet de moeite waard. Dan maar naar een andere, die stukken goedkoper is. Voor 60 yuan nemen we een double room, waarmee trouwens alles is gezegd. Wederom geen stromend water en een gat in de grond. We vinden het allemaal prima. Tingri ligt op 4390 meter, dus het is eigenlijk een betere locatie om te slapen dan bij het Rongbuk klooster, dat veel hoger ligt. De Tibetanen maken nog een maaltijd voor ons klaar. We zijn moe en besluiten de discussie over de verdere route en de permits maar tot morgen uit te stellen. Om half elf rollen we in onze slaapzakken, met daarover een heel stel dekens. Buiten is het bitterkoud, maar de sterrenhemel is de mooiste die we tot nu toe hebben gezien.