Het gaat precies zoals we hadden verwacht. Om het vliegveld van Calcutta te bereiken moeten we nog eenmaal met de inmiddels bekende gele taxi door de krankzinnig drukke stad. De chauffeur houdt zo ongeveer de hele rit zijn hand op de claxon. Rond het middaguur vertrekt het vliegtuig van Royal Bhutan Airlines, keurig op tijd. Onder ons zien we de gigantische Ganges delta. Daarna de baai van Bengalen, daarna Birma, weer zee, en na een ruime twee uur landen we op het nieuwe vliegveld van Bangkok, Suvarnabhumi. Groots, modern, schoon. Omdat we niet de tijd hebben gehad om een twee maanden visum vooraf te regelen krijgen we bij aankomst een (gratis) 30 dagen visum. Dat zal op de een of andere manier verlengd moeten worden, maar dat is van later zorg.
Een taxi brengt ons naar het centrum. Als we er al bijna zijn, realiseren we ons dat we niet één keer getoeter hebben gehoord. We checken in bij de Rambuttri Village Inn en zitten aan het begin van de avond aan een Singha biertje. De temperatuur is top, lekker warm, en rondom ons alle luxe die een mens zich wensen kan: restaurants, bars, internet cafés, winkels, massagesalons, kappers, eetstalletjes, noem het maar op. Bangkok is druk, maar gek genoeg een oase van rust na Calcutta. We zijn nog niet helemaal gezond, maar hier zijn alle voorzieningen aanwezig om daar iets aan te doen, er is zelfs een dependence van het Bangkok International Hospital om de hoek bij ons guesthouse. We bespreken onze opties. Een paar dagen zullen we hier in elk geval blijven. Er zijn een paar dingen te zien en te doen. Daarna willen we een week of twee naar een resort ergens aan de kust. Net als het plan was op de Andaman eilanden, maar in Thailand is het allemaal net even wat mooier. We drinken er nog eentje, maar houden het niet lang vol. Om half tien vallen we uitgeput in slaap.
