De weg naar Lhasa (2)

Geplaatst op

Felaisi – Yanjing

Zomaar op een stoep in een klein dorp met twee prachtige oude Tibetaanse dames. Ter afscheid groet ik met ‘kalay shu’ en zij antwoorden met ‘kalay pai’. Tot ziens. Maar in werkelijkheid zullen we deze vrouwen vermoedelijk alleen nog op onze foto’s terugzien.

De elektrische deken heeft z’n werk gedaan. Behaaglijk liggen we in ons raamloze kamertje. De gisteravond nog lauwe douche is inmiddels koud te noemen, het wordt even snel badderen tussen de druppels door. Om 08.30 uur melden we ons voor het ontbijt. Er staan bananen-chocolade pannenkoeken op het menu. Deze spoelen we weg met een kop Nescafé. Het dorpleven is inmiddels in volle gang. Net als gisteravond worden er weer vele takken gestookt, rondjes gelopen en staat een lokale bus klaar voor vertrek. Zou dit de bus naar Lhasa zijn? We genieten nog even van het schouwspel en van het prachtige uitzicht op Snow Mountain. De toppen van deze 6780 meter hoge berg zijn besneeuwd. We vertrekken volgens plan om 09.30 uur. Het is mooi weer, licht bewolkt, maar de zon schijnt. De asfaltweg is goed te noemen, op de af en toe weggeslagen stukken na. Rotsslag dreigt op iedere hoek. Het verkeer bestaat voornamelijk uit jeeps, trucks en hier en daar een taxi. Na enkele kilometers is het echter uit met de pret. Geen asfalt meer maar een heuse dirt road. Dit doet echter geen afbreuk aan het uitzicht. In de diepte zien we een rivier, ver beneden ons. Hoge en vooral kale bergen bepalen het uitzicht. Heidi babbelt wat Chinees met Norbu en Tenpa, het klinkt vrolijk, de sfeer is goed. De weg wordt echter slechter en slechter. Wegwerkzaamheden, veel vrachtwagens, wegwerkers aan het biljart, wachtend op materiaal. Uiteindelijk dalen we af tot aan de rivier die we al enige tijd diep beneden ons zagen liggen, het blijkt de Mekong te zijn. We zien een verlaten dorp. Een vrouw ‘alleen’ op pad, ze moet al kilometers gelopen hebben en heeft nog vele te gaan. Af en toe een lokale bus en natuurlijk ezels, paarden, koeien en yaks. Deze lopen vrij rond op zoek naar het schaarse voedsel en als obstructie voor het verkeer. Het volgende dorp, met zo’n huisje of tien, laat niet lang op zich wachten. Het wordt warmer en warmer en de weg slechter en slechter. Wie gaat er nu ook met een jeep over land naar Lhasa? De weg met de hoogste bergen en de slechtste wegen. Een trip van zeven dagen. Ik meen me te herinneren dat het met het vliegtuig twee uur is. Misschien maar beter om daar op dit moment niet al te lang bij stil te staan.

Om 11.30 uur stoppen we op een brug, we hebben een half uur de tijd om te plassen in de openlucht, wel zo fris, en wat foto’s te maken. Het weer blijft mooi en het is warm. We zijn nu aan de andere kant van de Mekong rivier. Uit het niets duiken twee mannen op, ze wonen in een dorp boven op de berg. Ze zijn, vreemd genoeg, voorzien van aktetassen en wachten hier op enige vorm van vervoer, een bus, een vrachtwagen of wat hun dan ook naar hun bestemming kan brengen. Er passeert een jeep uit tegenovergestelde richting, deze blijkt uit Lhasa te komen. Norbu informeert naar de weg. De andere chauffeur vertelt dat de weg goed is, tenminste, naar omstandigheden. Een praktisch alternatief voor de verkeersinformatie. We lunchen in een dorp met de naam Foyshou, dat niet meer dan een enkele straat is. We vinden een plek om te eten. De kippen scharrelen vrolijk rond en buiten doen twee koeien hun best om tussen het afval nog iets eetbaars te vinden. Het menu is vandaag eenvoudig, noodles of noodles. Tenpa en Norbu slurpen de kommen op hoge snelheid leeg, er volgen al gauw nieuwe kommen. Wij redden een halve kom niet eens. We betalen 6 yuan per persoon. In het dorp moet ook geplast worden. Net buiten de hoofdstraat staat een betonnen gebouwtje, de tekens voor mannen en vrouwen is nog net leesbaar. Datzelfde geldt voor het gat in de grond: nog net zichtbaar. Deze wc stijgt met stip naar de nummer 1 in het klassement van smerigste wc’s. Naast het restaurant is een school, gezien de gebouwen met bedden moet het een soort internaat zijn. Het is volgepakt met kinderen uit de weide omtrek. Wanneer we het schoolplein oplopen duiken ze nieuwsgierig op ons af. We maken foto’s en wanneer ze zichzelf in het kleine schermpje zien kunnen ze hun lol niet op. Binnen enkele ogenblikken heeft de hele school zich rondom ons verzameld. Het blijft een triest gezicht om te zien hoe de Chinese vlag wappert, hoog boven de hoofden van deze Tibetaanse kinderen, in de wetenschap dat het leren van de Tibetaanse taal op scholen in Tibet verboden is. Ondertussen is Norbu druk bezig met het verzamelen van telefoonnummers van de plaatselijke dames. Naast het luidkeels meezingen van Tibetaanse hits lijkt dit zijn enige hobby te zijn. Omdat Norbu nog even bezig is, lopen we een stukje door het dorp. Het is duidelijk dat hier zelden of nooit westerlingen komen. We lachen vriendelijk en groeten iedereen met tashi delai. Twee oudere dames met gebedsmolen bekijken ons van top tot teen. Even ga ik naast ze zitten, mijn woordenschat in het Tibetaans is zeer beperkt, maar het noemen van Lhasa doet hun ogen twinkelen. Ze pakken mijn handen vast en laten hun gebedsmolens nog wat harder slingeren. Het is een zeer indrukwekkend moment, ik ben ontroerd. Zomaar op een stoep in een klein dorp met twee prachtige oude Tibetaanse dames. Ter afscheid groet ik met kalay shu en zij antwoorden met kalay pai. Tot ziens. Maar in werkelijkheid zullen we deze vrouwen vermoedelijk alleen nog op onze foto’s terugzien. Norbu heeft intussen genoeg telefoonnummers verzameld en wacht ons op aan het eind van het dorp. De weg wordt er niet veel beter op. We blijven de Mekong rivier volgen, de watervallen worden steeds talrijker. Over de rivier zien we zo af en toe een hangbrug voor voetgangers, er moeten hier dus ook mensen wonen. De stupa’s en gebedsvlaggen geven meestal de locatie van het dorp prijs. Alle huizen zien er hetzelfde uit. De typerende Tibetaanse bouw in deze streek bestaat uit witte huizen versierd met felle kleuren, het dak is vaak voorzien van een dikke laag stro. Gedurende de rit wordt het verkeer steeds minder, af en toe zien we een motorrijder en wat vrachtverkeer. De koeien, paarden en ezels zijn nu ruim in de meerderheid. Zelfs in deze afgelegen gebieden is elektriciteit, de masten steken wat onwerkelijk af tegen het ruige landschap.

Tekst loopt door onder gallery

Om 15.15 uur bereiken we de officiële grens. Hier eindigt provincie Yunnan en dus China en begint Tibet, de Lhasa provincie. De grens wordt gemarkeerd door een wanstaltig Chinees bord op idem dito roestvrijstalen palen. Voor ons gevoel zijn we eigenlijk al sinds Zhongdian in Tibet, en voor 1950 was dat ook zo. Direct over de grens zien we een enorme berg met zooi, daartussen in staan tenten. Ze blijken van wegwerkers te zijn. Ook hier worden we nieuwsgierig bekeken. Al snel worden we uitgenodigd in een van de tenten. Zo’n vijftien mannen en vrouwen wonen hier. Ze liggen een beetje te slapen, drinken groene thee en eten wat. Tenpa en Heidi praten met ze maar het dialect belet een soepele conversatie. Dit is ook niet nodig, de aanblik van de tent zegt genoeg. De weg na de grens is ronduit slecht te noemen. En het was al niet best. Regelmatig moeten we stoppen om de werkers hun werk te laten doen. Een enkele keer verspert zelfs een heuse bulldozer of tractor de route. Overal wordt aan de weg gewerkt en staan soortgelijke tenten waar mensen ‘wonen’. Af en toe zien we wat machines, maar grotendeels wordt het werk met de hand gedaan. Mannen en vrouwen sjouwen steen voor steen, wagen hun leven om een muurtje aan de afgrond te metselen. Hele families werken hier aan de weg, waarschijnlijk jaren achtereen. We vorderen net als zij tergend langzaam. Hoog boven de Mekong kunnen we het vervolg van de route goed zien en dat is niet hoopgevend. Overal zijn tekenen van werkzaamheden. De weg wordt niet meer beter vandaag. Toch bereiken we rond 16.30 uur onze bestemming Yanjing en hebben we sinds het vertrek vanmorgen maar liefst 80 kilometer afgelegd. We worden afgezet bij een naamloos guesthouse. Voor 40 yuan kunnen we hier een bed krijgen. De wc en iets dat op een wasbak lijkt is echter buiten, te bereiken via twee steile trappen. We zijn niet enthousiast. In de ene straat die het dorp groot is zagen we echter nog een guesthouse. Daar willen we ook maar even kijken. Tenpa en Norbu staan niet te popelen en doen wat onverschillig, vermoedelijk zijn de eigenaars van het eerste guesthouse vrienden van ze. We lopen naar het Kha Wa Kar Bo guesthouse. Dit ziet er beter uit. De kamers zijn nog prima te noemen, de twee bedden per kamer zijn voorzien van dekbedden. Er is op de gang iets wat op een douche lijkt en een gezamenlijke hurk wc. En dat allemaal voor 60 yuan per nacht.

Tekst loopt door onder gallery

Eenmaal neergestreken in het guesthouse verlangen we naar een douche en een biertje. Maar de dag blijkt nog niet voorbij te zijn. Er staat nog een excursie op het programma: een bezoek aan de Salt Pans. We kruipen weer in de jeep. Er volgt een rit langs smalle en vooral erg steile paadjes. We rijden twee keer verkeerd. Norbu draait de auto op een smal stukje weg waar dat echt niet kan. Wij zitten achterin en zien hoe de afgrond op zo’n tien centimeter onder ons vandaan akelig dichtbij komt. Adem in en ogen dicht. Het laatste stuk gaan we te voet. Met wat Tibetanen, ezels en paarden dalen we af. We zien enkele vervallen huizen aan de rivier. Blijkbaar wordt hier op de daken zout gedroogd wat vervolgens door de daken heen sijpelt en op deze manier gewonnen wordt. Het is al met al weinig spectaculair en Tenpa heeft eigenlijk ook geen idee wat het bijbehorende verhaal is. We zijn moe, door elkaar geschud en willen een biertje. Uiteraard moeten we via dezelfde weg terug en tegen de schemering zijn we in het dorp. Het restaurant is ook dit keer menuloos. We vervoegen ons, zoals inmiddels gebruikelijk, in de keuken. Favoriet blijft het gerecht met ei en tomaat en daarom heen komt er meestal iets van yakvlees en soms kip. We eten prima voor 30 yuan per persoon, inclusief de biertjes. Het is druk in het guesthouse. De ongeveer tien kamers zijn allemaal bezet. Naast het lawaai uit de kamers is de bezettingsgraad het best af te lezen aan de staat van de gezamenlijke hurk wc. Doortrekken is er niet bij. Een tuinslang die zich in het naburige hok bevindt, is voor het doortrekken bedoeld. Helaas denken de Chinese toeristen daar anders over. Het gevolg laat zich raden.