De weg naar Lhasa (1)

Geplaatst op

Zhongdian – Felaisi

Wanneer we op de pas uitstappen is het duidelijk merkbaar dat we op een hoogte van 4300 meter zijn. Het is behoorlijk koud. De gebedsvlaggen wapperen prachtig in de straffe wind.

We worden gewekt door de regen, het is 07.15 uur. Wanneer de douche alleen koud water produceert vragen we ons af of we de afgelopen dagen in Zhongdian wel genoeg gebeden de lucht in hebben geslingerd. Vandaag begint onze zevendaagse trip over land naar Lhasa. Of zoals de Lonely Planet schrijft ‘een van de wildste, hoogste en meest gevaarlijke routes ter wereld’. Hoe dan ook, we zijn er klaar voor. Bij het Tibet Café ontmoeten we Ingebjörn en Heidi, onze Noorse reisgenoten. Eensgezind nemen we alle vier als ontbijt bananenpannenkoeken. Voor de laatste noodzakelijke inkopen: water, Snickers, nog meer chocolade en wc-papier duiken we nog snel even de supermarkt in. Ondertussen arriveren onze chauffeur Norbu en gids Tenpa in een Nissan Pajero. De jeep is kleiner dan we hadden verwacht. De bagage gaat op het dak en de te verdelen ruimte over zes personen valt tegen. Naast de chauffeur en passagiersstoel voorin, is er sprake van een redelijke ruime achterbank voor twee personen. Daarachter is nog een soort mini achterbank waar je met z’n tweeën maar net kunt zitten. Na wat passen en meten zit iedereen en vertrekken we om 09.45 uur. Al na een kwartier volgt de eerste stop. Er moet getankt worden en er zijn allerlei belangrijke zaken bij een telefoonwinkel te regelen. Rond een uur of tien zijn we echt op weg. Direct nadat we Zhongdian uit zijn, kijken we onze ogen al uit. Voor het verlaten van de bewoonde wereld zijn maar enkele kilometers nodig. Vee op de weg, koeien, ezels, paarden, een zwanger varken, velden vol met zonnebloemen, gebedsvlaggen, pagoden en hier en daar een monnik trekken aan ons voorbij terwijl we langs de wetlands rijden. Om 11.00 uur maken we een fotostop. Wij genieten van het uitzicht en strekken de benen. Na nog geen half uurtje rijden is het blijkbaar tijd voor een nieuwe stop, een plasstop dit keer. We zijn inmiddels al aardig wat gestegen en aan de rand van een afgrond houdt de jeep stil bij een stenen gebouwtje, dit blijkt de wc. Een oude man is kennelijk de trotse eigenaar van deze stapel stenen, aan hem betalen we een halve yuan om te mogen plassen. Het hok heeft vier gaten in de grond, afgeschermd met lage schotjes. De man neemt duidelijk zelden tot nooit de moeite om zijn bezit te reinigen. Aan de overkant van de weg staat een klein huisje. Hier woont hij. Op de betonnen vloer staat een kacheltje, er ligt een matje, twee houten krukjes, een klein altaar en een poster met Boeddha’s. Gelukkig voor de man zijn wij niet de enigen die hier een stop maken. Jeeps en minivans met Chinese toeristen, gekleed alsof ze een poolexpeditie gaan maken, betalen ook een halve yuan per persoon. Na het plassen krijgen we een kop thee aangeboden. Het is heerlijk weer, de jassen gaan uit en de zonnebrillen op. De oude man weet te vertellen dat je voor 20 yuan een vrouw kunt kopen in het naburige dorp. We nemen het voor kennisgeving aan.

Tekst loopt door onder gallery

We rijden verder. De weg is goed, een slingerweg die de route van de rivier volgt. We zien kleine dorpen, de bewoners zwaaien enthousiast naar ons, vrachtwagens met pech en nog meer vee. Ondertussen vertelt Tenpa over zijn familie, de inval van de Chinezen in 1950 in dit gebied, wat toen nog Tibet was. Er zijn vele slachtoffers gevallen in Zhongdian en Dechen. Inmiddels behoort het gebied tot de Chinese provincie Yunnan en is het relatief rijk. Toeristen zijn hier de belangrijkste bron van inkomsten. Rond 12.30 uur bereiken we het plaatsje Punzela. Hier gaan we lunchen. Het kleine restaurant heeft geen menu, zelfs niet in het Chinees. We worden uitgenodigd om in de keuken een keuze te maken. Heidi spreekt genoeg Chinees om na zo’n tien minuten aanwijzen en overleg een maaltijd voor ons te bestellen. Er volgen heerlijke gerechten, kip, paddenstoelen, noodles, rijst en groene thee op het draaiplateau. We betalen hiervoor 60 yuan. Na de lunch wisselen wij met Ingebörn en Heidi van plaats, wij zitten nu op het achterste bankje. Het is behoorlijk krap en een deel van het bankje wordt ook nog in beslag genomen door een flink uit de kluiten gewassen luidspeaker. Al snel wordt duidelijk dat deze bestemd is om de Tibetaanse cd’tjes luid door de jeep te laten schallen. Norbu en Tenpa zingen uit volle borst mee. De weg gaat steil omhoog, er zijn veel bochten en vrachtverkeer. Halverwege de middag bereiken we het Gaden Dhondup klooster, dat midden in de bergen ligt. Ons bezoek neemt een uurtje in beslag. We beklimmen de kloostertrappen en komen bij de hoofdvertrekken. De geur van yakboter kaarsen stijgt langzaam maar doordringend op. In het klooster wonen behoorlijk wat monniken. Tenpa geeft uitleg over het Boeddhisme, de prachtig versierde beelden en de schilderingen. Er is een ruimte waar monniken grote Boeddhabeelden maken en restaureren. In de beelden worden houten, rood geverfde balken gestopt. Deze worden ook nog beplakt met uitgeknipte papieren tempel afbeeldingen. Deze balken, zo legt Tenpa uit, zijn de ziel van de Boeddha, zonder balken kan er geen ‘levend beeld’ bestaan. Andere monniken werken aan de juwelen van de beelden. Bakken vol turkooizen en oranje stenen staan klaar om de Boeddhabeelden te versieren. Ook de monniken gaan met hun tijd mee, ze gebruiken hierbij een slijpmachine. Een nieuwe invulling van het bekende monnikenwerk. Bij het verlaten van het klooster treffen we nog enkele hangmonniken aan. Jong en oud, ze hangen een beetje rond en liggen zelfs op de weg te slapen.

Tekst loopt door onder gallery

De weg vervolgt richting Dechen, we dalen een behoorlijk stuk. Op het programma staat een nonnenklooster. Tenpa besluit dat we hiervoor geen tijd hebben en belooft dat we in Lhasa de nonnen zullen bezoeken. Het is nog drie uur rijden naar Dechen. Elk dorpje dat we passeren, blijft een belevenis. Vaak is het niet meer dan een paar huizen, biljart wordt op straat gespeeld, zelfs monniken mengen zich in de competitie. Tussendoor lopen koeien te snuffelen, op zoek naar iets eetbaars. De jeep begint aan een klimmetje. De lucht is blauw, het zonnetje schijnt. Dan houdt het asfalt ineens op. Er volgt een weg met keien, zoals de keien op De Dam, dit gaat 50 kilometer duren. We blijven stijgen met als resultaat dat we een maximale snelheid van 40 kilometer per uur halen. Zo rond 16.15 uur houdt de begroeiing op. Kale rotsen is nu het uitzicht. Wanneer we op de pas uitstappen is het duidelijk merkbaar dat we op een hoogte van 4300 meter zijn. Het is behoorlijk koud. De gebedsvlaggen wapperen prachtig in de straffe wind. Hier is het toch redelijk onbewoond te noemen, hoewel er soms een enkel huisje opduikt. Een eenzame man met zijn hond wacht op wat komen gaat. Wanneer we afgedaald zijn naar zo’n 3600 meter worden we plotseling weer verwend met een asfaltweg. Ook het landschap is hier weer een stuk vriendelijker. Een herfstbeeld, door de groene bergen duiken prachtige rode en gele struiken op. We zijn in Dechen, een klein dorp in een vallei. Dit voelt al helemaal als Tibet. Yaks lopen op straat of zijn bij de slager beland, getuige de vele yak staarten die bij de stalletjes wapperen. We overnachten hier niet. Norbu heeft ‘vrienden’ met een guesthouse in het dorp Felaisi, dat iets hoger ligt. We komen er iets na zessen aan, na een rit van in totaal 190 kilometer vandaag.

Felaisi is een klein dorp, niet meer dan een straat met guesthouses en restaurantjes aan de ene kant, een prachtig uitzicht op hoge bergen aan de andere kant en een hele verzameling stupa’s, gebedsvlaggen en vooral veel Tibetanen. Ze zijn druk met het branden van takken zodat er veel heilige rook opstijgt. Gezamenlijk lopen zij rechts (met de wijzers van de klok mee) om de stupa’s. Hier en daar werpt iemand zich ter aarde. Tussendoor bieden zij hun koopwaar aan, uit steen gehakte tegels met Tibetaanse teksten en schilderingen. Wij nemen ons intrek in Guesthouse Kawagebo, de vriendenprijs van aanvankelijk 150 yuan per kamer weten we te reduceren tot 100 yuan per kamer. Meer dan het waard is. Onze kamer op de begane grond heeft geen ramen, het is er net zo muf als een kelder waar al jaren geen zonlicht in is gekomen. De twee bedden zijn wel voorzien van een elektrische deken. Er is een eigen badkamer met een hurk wc die maar zeer moeizaam wil doorspoelen. Maar goed, we hebben een bed voor de nacht. Tenpa vergezelt ons naar een restaurant. Er is zowaar een Engelstalig menu en western food. We besluiten geen onnodige risico’s te nemen en houden het op een pizza, pasta en natuurlijk een biertje. Tenpa slaat ons aanbod voor een drankje af. Nog voor het eten geserveerd wordt, blijkt er paniek te zijn over de route voor de volgende dag. Vrienden van Tenpa weten te melden dat de weg zeer slecht en op sommige plekken zelfs geblokkeerd is. Verhalen over twee dagen wachten voor een roadblock dalen over ons neer. We moeten terug naar de lunch plaats van vanmiddag en dan middels een grote omweg langs Felaisi. Kort samengevat zou dit extra elf uur rijden betekenen om nog geen tien kilometer verder te komen dan waar we nu zijn. Dat lijkt ons geen goed idee. We halen de kaart van China erbij en willen de mening horen van Norbu, onze chauffeur. Ook Norbu informeert bij zijn vrienden, mobiele telefoons zijn zelfs hier niet meer weg te denken. Als sneeuw voor de zon verdwijnen de eerder opgeworpen blokkades. De weg is nu ineens no problem. Zeker, geen twijfels. Morgen is het slechts vijf tot zes uur rijden, we spreken af dat we om 09.30 uur zullen vertrekken. Samen met Ingebjörn en Heidi drinken we nog een biertje. Tenpa drukt ons op het hart om vooral niet dronken te worden. Zelf drinkt hij niet, Norbu tijdens deze trip ook niet. Ze houden zich rustig, maar kijken nu al uit naar onze aankomst in Lhasa. Het ziet er naar uit dat de dames zich daar alvast op de komst van de heren kunnen verheugen. Om 23.00 uur nemen we een lauwe douche en doen de elektrische dekens aan.