Verse vis

Geplaatst op
“Tegen de tijd dat we het station bereiken waar we uit willen stappen, heb ik al het woord orimassi paraat. Dat betekent: ik ga eruit!”

Op de dag dat we een maand onderweg zijn, beginnen we vroeg. Om 06.00 uur rinkelt de wekker iets te vrolijk. Het is onze laatste kans om de vismarkt van Tokyo te bezoeken voordat we morgen weer verder reizen. Het is de grootste vismarkt ter wereld. Vanaf vijf uur in de ochtend begint de groothandel, die voor buitenstaanders echter niet toegankelijk is. Je moet ervoor zorgen uiterlijk tussen zeven en half acht aanwezig te zijn, wanneer de karren met vis de hal worden binnengereden en de verkoop begint. Voordeel van het vroege opstaan: de temperatuur is nog net lekker. Tokyo is nog niet helemaal ontwaakt, op straat is het rustig, maar in de metro zien we toch al behoorlijk wat beweging. Omdat we vandaag nog meer plannen hebben, kopen we een dagkaart, dat is voordelig als je vijf ritten of meer maakt. Met het vers aangeschafte kaartje spoeden we ons naar de poortjes. Kaartje erin, doorlopen en het kaartje er weer uit halen. Normaal gaat het lichtje dan op groen, maar tot onze verbazing staat er een rood kruis! We lopen met de kaartjes naar de metromedewerker die toezicht op de poortjes houdt. Hij schudt zijn hoofd. Wij proberen duidelijk te maken dat we een dagkaart hebben gekocht, maar de man spreekt geen Engels en is de enige beambte in de buurt. Dan maakt hij het ‘kruisgebaar’, dat wil zeggen beide onderarmen gekruist voor zijn gezicht. Wij weten inmiddels wat dat betekent: nee, onmogelijk! We mogen niet met deze lijn mee. Gelukkig vertrekken er vanaf dit metrostation wel drie lijnen, dus we pakken dan maar een van de andere twee, die namen we gisteren ook, en inderdaad, dat gaat goed. We moeten nu een kleine omweg maken, maar kunnen nog steeds op tijd zijn. We tellen de haltes af en stappen uit. Helaas, we blijken een kapitale vergissing te hebben gemaakt. Zelfs in het Engels lijken sommige stationsnamen op elkaar. Dit metrostation is nog niet het goede, we moeten hier nog een keer overstappen. Op dezelfde lijn waar we net niet in mochten stappen. Wat nu? Els haast zich naar een metrobeambte, die gelukkig wel Engels spreekt en ons probleem begrijpt. Hij legt uit dat de Oeno lijn weliswaar ook een metro is, maar als enige niet meetelt bij de metrodagkaarten. Hij geeft ons een Engelstalige folder (die we nog nooit eerder hebben gezien) waarop dat inderdaad staat. Tja. We hebben echter geen tijd om lang na te denken, kopen een nieuw kaartje en stappen voor één halte op die andere lijn. De klokt tikt snel, het is al zeven uur geweest. De metro kan ons niet hard genoeg gaan, de afstand naar die ene halte duurt ons veel te lang. Maar dan zijn we er en rennend schieten we over de roltrappen omhoog.

Waarheen nu? Geen bordjes ‘vismarkt’. Op goed geluk slaan we linksaf en zien dan even verderop ineens een klein bordje waarop in het Engels staat dat bezoekers moeten oppassen voor de rijdende karretjes en de gladde vloeren. Kan niet missen, al zien we nog steeds niets van een vismarkt. Maar we ruiken inmiddels een geur die aan alle twijfels een einde maakt. Er is een groot parkeerterrein waar het een drukte van belang is met kleine bestelautootjes. We snellen er overheen en belanden in iets wat op een ondergrondse parkeergarage lijkt. Nog even twijfel, maar dan zien we in de verte eindelijk iets dat op een markt lijkt. En inderdaad. We zijn er! Nog net op tijd. Het is gigantisch groot. Enorme hallen met vis, mannen op karretjes, vrachtwagentjes en natuurlijk kopers en verkopers. Het meest opvallend zijn de enorme tonijnen. Ter plekke worden ze gezaagd, in stukken gesneden en tot mooie porties verwerkt. Vissoorten waarvan het bestaan ons tot nu toe onbekend was trekken aan ons voorbij. Schaal- en schelpdieren, je kunt het zo gek niet bedenken, alles is aanwezig. Het is oppassen geblazen voor de kleine karretjes die met grote snelheid hun weg zoeken door de smalle paden. Ze vervoeren dozen met vis van de markt naar de busjes bij de ingang. Gekocht door restaurants bijvoorbeeld. Verder veel volk, en anders dan elders in de stad hebben de Japanners hier iets minder beleefdheid als je even in de weg staat. Opzij! Wat weer wel typisch Japan is: als we de markt verlaten en ons afvragen of er niet ergens koffie is te krijgen, het is nog steeds vroeg tenslotte, staat daar dan zomaar pardoes een vending machine op straat. Met koffie!

Tekst loopt door onder gallery

In de middag bezoeken we de wijk Akusaka, dat de sfeer zou moeten ademen van het oude downtown Tokyo. Het oogt inderdaad enigszins knus en er is een grote tempel. We dwalen wat rond, strijken neer in een sushibar, waar de chef zo nu en dan geluiden maakt alsof hij een os aan het slachten is (gelukkig blijkt het allemaal lekkere vis te zijn), drinken nog een biertje en stappen weer op de metro. We hebben echter niet op ons horloge gekeken, want het is inmiddels rond zes uur in de avond. En dat betekent: rush hour. We vonden de drukte in de metro tot nu toe erg meevallen, maar dit is andere koek. De bekende beelden trekken aan onze ogen voorbij: volgepropte wagons, deuren die maar net dicht kunnen. En we zien het niet alleen, we moeten ons er zelf ook tussen proppen. Dat lukt, zolang je maar mee veert met de massa. Zo’n overvolle metro heeft in elk geval als voordeel dat je je niet langer vast hoeft te houden aan een haakje, je krijgt vanzelf steun van degenen die vlak om je heen staan. Tegen de tijd dat we het station bereiken waar we uit willen stappen, heb ik al het woord orimassi paraat. Dat betekent: ik ga eruit! Maar ik hoef dit geheime wapen niet in te zetten. Als vanzelf worden we door de massa uit de metro gedrukt, we zijn niet de enigen die uitstappen. Ook hier worden de Japanse omgangsvormen dus even terzijde geschoven.

Tokyo is overweldigend. Je kunt er dagen ronddwalen zonder twee keer hetzelfde te zien. Wij zijn er in totaal vier dagen geweest. Te kort om alles te zien, maar lang genoeg om meegezogen te worden in de bruisende energie van deze stad. Tokyo leek altijd erg ver weg en veel te groot om ooit te kunnen bevatten. Dat laatste blijft wel een beetje zo, maar het openbaar vervoer en de beschikbare informatie is zo goed, dat het verrassend is hoe snel en gemakkelijk we onze weg hier hebben kunnen vinden. Morgen reizen we weer verder, op zoek naar Mount Fuji en het Japanse platteland.