De puputan van Bali

Geplaatst op

De Heren van Bali hebben zich in hun mooiste gewaden gekleed. De juwelen glinsteren op hun kleding en in hun handen dragen ze een gouden kris. Een Indonesische dolk waaraan mythische krachten worden toegeschreven. Het zijn trotse mannen. Zich overgeven is niet aan de orde, ook al is de vijand nog zo machtig. Dat zou een grote vernedering betekenen. De vijand is met vele duizenden soldaten hun eiland binnengevallen om de volledige heerschappij daarover te verkrijgen. De krijgsheren steken eerst hun eigen paleizen in brand. Dan treden ze, onverschrokken en in vol ornaat, hun opponenten tegemoet. Een regen van kogels wordt op ze afgevuurd. De ruim 4000 Balinese krijgsheren en hun volgelingen zijn met hun gouden kris kansloos tegen de moderne geweren van de Nederlanders. Ze sterven allemaal. Na deze puputan (letterlijk: gevecht tot de dood) capituleren de overige Heren van Bali alsnog. Bali wordt aldus ingelijfd bij Nederlands Oost-Indië. Het is 1906.

Deze geschiedenis leerde ik niet op school, maar lees ik in het vliegtuig onderweg van Kuala Lumpur naar Denpassar in nota bene de Lonely Planet van Indonesië. Ik wist niets van deze tragedie die zich op Bali heeft afgespeeld. Die heeft onze geschiedenisboeken niet gehaald. Tenminste, niet de boeken die op de middelbare school werden verstrekt. Wat we nog wel over onze oude kolonie leerden, behalve dat we bij Nederlands Max Havelaar moesten lezen, was dat Indonesië op 27 december 1949 officieel onafhankelijk werd van Nederland. De daaraan voorafgaande oorlog, waar wij Nederlanders vele duizenden Indonesiërs hebben afgeslacht, werd wel aangestipt, maar noemden we wat bedekt de ‘politionele acties’. Dat klinkt natuurlijk al een stuk beter. Het spookt allemaal door mijn hoofd als ik mij meld bij de douanebeambte op het vliegveld van Denpassar. De man is niet erg vriendelijk en waarom zou hij ook? Eerst laat hij drie Japanners voorgaan (alsof die zo aardig waren tegen de bevolking hier) en dan mag ik. Hij wil iets van mij weten, maar ik versta niet goed wat hij zegt. Niet zo gek, het is al ver na middernacht, ons vliegtuig had maar liefst twee uur vertraging. We zijn wat moe. Els helpt me. Ah, mijn naam. De man kijkt bedachtzaam in mijn paspoort en nog eens een keer naar mij. Dan zet hij het stempel. Ik mag voor 30 dagen zijn land in. We zijn in Indonesië.